Han Gunnink - Jan Zwart - Artikel Koers
   Artikel uit Koers: Jan Zwart - Organist-componist en orgelhistoricus   

Toelichting
Deze pagina bevat de volledige tekst met illustraties van een artikel in Koers van 2 september 1977. Op deze webpagina is het artikel met respect voor de oorspronkelijke indeling, lettergroottes, margeverschillen en dergelijke weergegeven.




Jan Zwart

20 augustus 1877 - 13 juli 1937

Organist-componist en orgelhistoricus

Door Drs. K. Deddens


Jan Zwart is voor vele Koers-lezers, vooral de ouderen, geen onbekende. Velen zullen zich nog de wekelijkse orgelbespelingen herinneren die de NCRV uitzond.
Op 20 augustus was het honderd jaar geleden dat Jan Zwart in Zaandam werd geboren. Vele dag- en weekbladen schonken aan dit feit dan ook ruimschoots aandacht.
Ook Koers meent hier dan ook niet aan voorbij te mogen gaan. In dit nummer publiceren wij een artikel dat reeds eerder werd geplaatst in de wekelijkse bijlage van het Ned. Dagblad.

Red.

 

Jan Zwart aan de klavieren van het Schnitger-
orgel in de Grote of St. Michaëlskerk te
Zwolle.
(Genomen ter gelegenheid van een concert
n.a.v. zijn 40-jarig organistenjubileum).

Toen hij vijf jaar oud was, verhuisden zijn ouders naar de Maasstad, waar Jan Zwart les kreeg van H. van Eyk en later van G.B. van Krieken, ook nog korte tijd van Hendrik de Vries. Op zijn 16e jaar volgt zijn eerste aanstelling als organist van de Gereformeerde kerk aan de Westzeedijk, twee jaar later gevolgd door een benoeming in Capelle aan den IJssel. Onder leiding van zijn leermeester Hendrik de Vries, organist van het grote vier-klavieren tellende orgel van de St.-Laurenskerk te Rotterdam (in de meidagen 1940 verwoest) componeerde hij het Trio over het Gebed des Heren en de Fantasie en Fuga over Psalm 72:11: "Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen". Zijn leermeester gaf als zijn oordeel te kennen: "Als jij zo iets kunt maken, ben je een groot orgel waard."
En inderdaad, in het begin van 1898, als Jan Zwart twintig jaar oud is, wordt hij uit zeven (later uit drie) kandidaten geselecteerd en benoemd tot organist van de Hersteld Evangelisch Lutherse kerk aan de Kloveniersburgwal te Amsterdam. Het was het grootste orgel van dehoofdstad. Dit orgel, dat na de oorlog verplaatst is naar de Eusebiuskerk te Arnhem (waar het grote orgel door brand in de oorlog werd verwoest) telde bijna 50 stemmen, verdeeld over drie klavieren en pedaal. Het was aan het eind van 18e eeuw gebouwd door Johannes Strümphler en ging door voor één van de laatste uitingen van de Noordduitse barok-orgelbouw.
De consequentie voor Jan Zwart was, dat hij zich voegde bij de Hersteld Evangelisch Lutherse kerk in de hoofdstad. Daar deed hij dan ook onder ds. Hekkert belijdenis van zijn geloof. Wij hebben sterk de indruk -en die gronden wij ook op de redevoeringen en geschriften van Jan Zwart- dat hij in zijn hart steeds gereformeerd is gebleven, getuige ook wel het feit dat hij zijn kinderen een gereformeerde opvoeding heeft gegeven.
De functie van Jan Zwart bracht ook mee dat hij tevens cantor werd. Niet alleen leidde hij het kerkkoor te Amsterdam, maar tevens werd hij koorleider in de Zaanstreek (hij verhuisde nl. weer naar zijn geboorteplaats Zaandam).
Zijn grootste activiteit viel te bespeuren op het gebied van het orgel; in het eerste oorlogsjaar van de eerste wereldoorlog, 1914, begon hij zijn vaste orgelconcerten aanvankelijk op woensdagmiddagen, later (na de eerste wereldoorlog) op de dinsdagavonden, gedurende de maanden april tot oktober, dertig wekelijkse orgelconcerten, die overal in het land grote bekendheid kregen. In die tijd vulde Jan Zwart deze concerten aan met series in de grote kerken o.a. te Alkmaar, Deventer, Zaandam en Groningen. Toen de radio zijn intrede deed in het volksleven, was Jan Zwart van de concerterende organisten degene die in 1925 het eerste officiële orgelconcert voor de radio gaf. Vanaf 1929 tot aan zijn overlijden in 1937 gaf hij wekelijks zijn maandagmiddagconcerten voor de NCRV. Het zijn vooral deze radioconcerten geweest die hem zo bekend en populair gemaakt hebben bij het Nederlandse volk.
In 1917 was hij begonnen met zijn uitgave "Nederlandsche Orgelmuziek". Deze serie had de bedoeling het protestants kerkelijk orgelspel in betere banen te leiden. Ook andere Nederlandse organisten stonden bijdragen voor deze serie af, waardoor deze reeks een belangrijke plaats ging innemen bij de protestantse eredienst.
Nadat Jan Zwart nog op 9 juli 1937 een orgelbespeling had gegeven in de oude kerk van Noordwijk-Binnen (hij eindigde daar met zijn compositie "Een vaste Burgt is onze God", hetzelfde werk waarmee hij ter gelegenheid van de 400-jarige herdenking van de kerkhervorming zijn uitgave van Nederlandse Orgelmuziek was begonnen), overleed Jan Zwart op de leeftijd van bijna 60 jaar op de 13e juli 1937, terwijl hij een vrouw en dertien kinderen achterliet. Het is bekend dat vier zonen van Jan Zwart ook organist zijn geworden, terwijl hij o.a. als leerling had: Cor Kee, Arie van Opstal, Feike Asma en Willem Mudde.


ORGANIST - COMPONIST

Wij noemden reeds de vele activiteiten van Jan Zwart op het gebied van het orgel. Toch was hij niet alleen en zelfs niet allereerst concertgever. De hoofdzaak van zijn functie als organist zag hij zelf in de kerkelijke eredienst. Daarnaast valt te noemen zijn arbeid als componist. Zoals reeds vermeld, was hij in 1917 begonnen met de uitgave van de serie "Nederlandsche Orgelmuziek". Men heeft later vooral deze compositorische arbeid van Jan Zwart fel aangevallen: de romantische inslag van zijn werken, het veelvuldig toepassen van dominant-septime-accoorden, ze zijn betiteld als "goedkoop effectbejag". Gerrit Slagmolen merkt op dat Zwart's werken "een sterk romantisch persoonlijkheid verraden" 1) terwijl hij elders de opmerking maakt: "Zijn streven heeft zijn onmiddellijke nageslacht in twee kampen verdeeld; aan de ene zijde staan zij die in Zwart's voetsporen treden en, kritiekloos, sterker aan zijn werkwijzen dan aan zijn ideaal vasthouden; aan de andere zijde zij die Zwart's ideaal als uitgangspunt en basis zien en zijn geestdrift als aansporing ervaren voor een brede ontwikkeling van de Nederlandse protestantse kerkmuziek en de orgelcultuur in haar geheel." 2).
Men dient te bedenken in welke tijd Jan Zwart begon: het was de tijd van de Duitse vervalperiode in de orgelmuziek en tevens de tijd waarin men enthousiast was over de Franse romantische orgelmuziek van een Guilmant en een Widor. Het was de tijd waarin men arrangementen van pianostukken van Beethoven op het orgel ten gehore bracht en met veel furore de fanfare "De slag van Waterloo" uitvoerde! Het was ook de tijd waarin weinig onderscheiden werd tussen klassieke kerkliederen en evangeliserende opwekkingsliederen. Al deze dingen brenge men in rekening om Jan Zwart te verstaan in het kader van zijn tijd.
Het is de verdienste geweest van Jan Zwart, dat hij in een tijd waarin het orgel en de orgelmuziek volledig gedevalueerd waren, opnieuw aandacht heeft gevraagd voor goede muziek. Prijkten op zijn programma's niet regelmatig de namen van Nederlandse componisten als Jan Pieterszoon Sweelinck, Anthoni van Noordt, Henderick Speuy e.a.? Maar vooral: Jan Zwart vroeg weer aandacht voor het orgelkoraal, en wij mogen gerust zeggen dat hij in dit opzicht baanbrekend werk heeft verricht.


ORGELHISTORICUS JAN ZWART

Het was vooral de historie-zin van Jan Zwart, die hem dreef tot tal van studies. Een groot aantal artikelen heeft hij in diverse bladen gepubliceerd, zo b.v. zijn kronieken "Mixturen" in "De Harp" en "Uit boek en blad" in "Het kerkorgel".
Eveneens verscheen van zijn hand het boek "Van een deftig orgel" (1933), ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het orgel in de Grote Kerk te Maassluis. Hij eindigt dit boek -dat tal van historische bijzonderheden geeft op het gebied van de Nederlandse orgelgeschiedenis- door met instemming de uitspraak van de toenmalige organist te citeren: "Dit was dan ook het gebrek der vorige eeuw: tegemoet te komen aan den wansmaak van het publiek door met veel effect transcriptie's voor te dragen, die niets met orgelmuziek te maken hadden, maar het koninklijk instrument verlaagden tot een caricatuur. Gelukkig is dit nu veranderd en prijken de namen der meesters voor orgel tegenwoordig op de programma's, zoals Bach, Mendelssohn, Händel, enz."  3)
Van betekenis waren ook de orgeldagen die Jan Zwart organiseerde. Zij waren gewijd aan de kennis van het Nederlandse orgel en zijn bespeling. Niet alleen werd belangstelling gewekt voor de orgelbouw, maar ook voor de oud-Nederlandse composities. Deze dagen werden o.m. in de jaren 1932-1934 gehouden te 's Hertogenbosch, Gouda, Bolsward, Zwolle en 's Gravenhage. Zo konden deze dagen mede dienst doen tot verbreiding van Jan Zwart's historische ideeën. De speelgeschiedenis van de orgels kwam daar ter sprake, maar ook de registreer- en voordrachtwijze van de oude Hollandse meesters.
Jan Zwart had een scherpe pen. Kundig en zakelijk bestreed hij allerlei misvattingen van muzikale, historische en liturgische aard. Zo heeft hij bijv. duidelijk weerlegd de wijd verbreide legende van de zogenaamde anti-muzikaliteit van de Calvinistische, de gereformeerde vaderen.

    Orgeldag te 's-Hertogenbosch.
    V.l.n.r. Willem Zorgman (Breda), Jan Zwart, Jef Watelet (Antwerpen).


JAN ZWART EN JAN PZN. SWEELINCK

Telkens leiden de historische studies van Jan Zwart terug naar Nederlands grote orgelmeester, Jan Pieterszoon Sweelinck. In dit verband merkt Gerrit Slagmolen op dat Jan Zwart "de herontdekking stimuleerde van het orgelspel als koraalkunst zoals die beide door Sweelinck en diens tijdgenoten in praktijk waren gebracht."  4).
Zwart en Sweelinck hadden méér gemeen dan alleen hun vòòrnaam. Beiden waren zij orgelmeesters van Nederlandse Calvinistischen huize. Beiden stierven zij "in hun zestigste levensjaar". Beiden brachten zij het orgel weer onder de mensen, en wisten zij belangstelling te wekken voor de orgelmuziek. Wij bedoelen niet, Jan Zwart op één lijn te plaatsen met Jan Pieterszoon Sweelinck, aan wie Jan Zwart de erenaam gaf: "Vader van de gereformeerde orgelcultuur". Maar wel willen wij Jan Zwart de eer geven dat hij Jan Pieterszoon Sweelinck weer heeft doen herleven. In een tijd waarin vrijwel niemand de betekenis van Sweelinck inzag, toen een Alphons Diepenbrock uitriep dat niemand hem had kunnen leren "welke kracht Sweelinck in de Hollandsche beschavingsgeschiedenis der zeventiende eeuw vertegenwoordigt" - op dat ogenblik waren de ogen van Jan Zwart voor deze grootste Nederlandse orgelcomponist al opengegaan.
A.C. Vos heeft er in zijn boekje over Sweelinck op gewezen: "Op 20 oktober 1921 hechtte de bekende organist Jan Zwart, door twee leerlingen vergezeld, een krans aan de pilaar bij Sweelincks graf", n.l. ter gelegenheid van de driehonderdjarige herdenking van Sweelincks dood 5)
. In "De Harp" schreef Jan Zwart eens, dat wij ons toch eigenlijk moeten verbazen "dat heel ons Nederlandse Protestantse volk onkundig is van een tijd, die in plaats van arm, als geen andere oneindig rijk is geweest aan kunst, die -en dit is wel het bijzondere- niet officieel kerkelijk, maar toch door en door van de geest der toenmalige kerk bezield was. Drieërlei is er, waaromheen heel dat wondere gebeuren zich beweegt: de Psalmen, Het Orgel en Jan Pzn. Sweelinck".
Ter gelegenheid van zijn 75e orgelbespeling voor de microfoon merkte Jan Zwart op: "lk hoop als mijn levenswerk achter te laten een groot boek over Jan Pieterszoon Sweelinck. Ik wil hem, de stichter der Nederlandse orgelistenschool van het begin der 17e eeuw, schetsen, zoals tijdgenoten die met hem omgingen, hem hebben gekend. Daar ben ik reeds lang mee bezig en ik ondervind allerlei hulp daarbij.
Hoe kwam het b.v. dat Sweelinck 16 leerlingen uit Duitsland had? Het was m.i. het publieke orgelspel van zijn tijd, dat Sweelinck in staat gesteld heeft, de schepper te worden van een specifiek Nederlandse orgelstijl."
Deze hoop is niet in vervulling gegaan: het werk over Sweelinck bezitten wij niet, al is er wel heel wat van Zwart's artikelen over Sweelinck samengebundeld in het "Gedenkboek Jan Zwart - 1937-1957".
Maar aan Jan Zwart komt de eer toe van de herontdekking en de herleving van Jan Pzn. Sweelinck en zijn orgelmuziek.


JAN ZWART EN K. SCHILDER

Het is vooral prof. dr. K. Schilder geweest die oog kreeg voor het werk van Jan Zwart, door het lezen en horen van zijn werk en spel. Naderhand verzorgde Jan Zwart jarenlang de muzikale kroniek in het weekblad "De Reformatie", waarvan "K.S." hoofdredacteur was. Ook persoonlijk hebben K. Schilder en Jan Zwart elkaar goed gekend. Men heeft het sterk overdreven genoemd, toen Schilder bij de overdracht van de grafsteen van Jan Zwart, een jaar na diens dood, zijn levenstaak typeerde als "profeteren van de orgelbank af". Maar "als wij dit zo zeggen", aldus prof. Schilder, "geven wij een volkomen gave expressie van hetgeen deze man bezielde. Hij heeft de gemeenschap gediend, haar aangesproken en de inhoud van de Christelijke belijdenis haar doen horen. Zijn ernstig streven was om werk te geven dat de Christennaam hoog hield. Daarin gevoelde hij zich ambtsdrager en daarom hebben zovelen hem gaarne willen horen."
Zo eerde Schilder Jan Zwart ook, toen hij tien jaar na Zwart's sterfdag schreef: "De pionier, die in januari 1917 ervoor gezorgd heeft, dat een Orgelistenblad gratis aan alle protestantse kerkorgelisten in Nederland werd toegezonden, onder zijn redactie, willen wij nu zijn ere geven. De man, die aan de ongeroepen cultuurkamer der kerk-vreemden en confessielozen een halt toegeroepen heeft, zo vaak zij haar ondeskundigheid demonstreerde in vals ontwerpen van de geschiedenis van de verhouding tussen calvinisme en orgelmuziek, willen wij als auteur van waardevolle correcties op muziekhistorisch terrein een plaats zien toegekend onder de dragers van bouwstoffen voor de vaderlandse, kerkelijke en cultuurhistorische geschiedbeschrijving. De Gereformeerde belijder, die geen moment zich heeft opgesloten met "zijn" kunst, doch aan "zijn volkje" heeft gezegd dat het een volk was, met eigen leven en met uit genade herwonnen gezondheid, en dus met recht en plicht van eigen stijl, geen afgescheiden kringetje van psalmenstuntelaars, doch van liturgen die de wereld ook al zingend hebben te oordelen en die weer in harmonie zijn gebracht met alle schepselen Gods, dat goed is, mits het worde geheiligd door het Woord Gods en door het gebed, - hem willen wij bekennen als onze broeder en medearbeider Gods. De vaak onder moeilijke omstandigheden levende christen, die voor de NCRV een confessor is geweest, die aan de zieken dacht, aan wie meer te geven was dan een gesprek met de dominee, maar ook een bij dat gesprek aansluitend lied, dat zij verstaan konden, willen we in haar annalen een eervolle plaats zien toegekend" 6).

  Jan Zwart aan de klavieren van zijn orgel in de
  Herst. Evang. Luth. Kerk te Amsterdam




    1) G. Slagmolen, in Christ. Encyclopedie, 2e dr., dl. VI, p. 718 v.
    2) G. Slagmolen, Muzieklexicon, p. 476 v.
    3) J. Zwart, Van een deftig orgel, Maassluis 1732-1932 (1933), p. 108
    4) G. Slagmolen, Muzieklexicon, p. 476 v.
    5) A.C. Vos, Jan Pieterszoon Sweelinck, "organist tot Amsterdam", 1962, p. 15
    6) K. Schilder, "De Reformatie", 2 augustus 1947.